Het verre oosten

Woensdag zijn we naar het zuidoosten gereden voor een bezoek aan Greifswald, een kleine maar fijne hanzestad. Er waren twee hele grote kerken en diverse kleine in het oude centrum. Maar vooral het marktplein is fraai met kleurige, oude huizen rondom. En het was er heerlijk rustig. Ten oosten van de stad lag in een parkje de indrukwekkende ruïne van klooster Eldena, dat van rond 1200 dateert.

Donderdag zijn we met een elektrisch nep-treintje op wielen naar jachtslot Granitz gereden, een groot rozerood kasteel. Het interieur was aan het eind van de oorlog weggeroofd, maar er hingen wel diverse schilderijen en foto's van bewoners (prinsen waar zelfs ik nog nooit van had gehoord). Er waren ook panelen met houtsnijwerk en er hingen kroonluchters. De trap naar de centrale toren was erg mooi, maar niet toegankelijk vanwege Corona.

De kustplaats Sellin is een beetje een kleine versie van Binz met vele witte gebouwen, maar een veel mooiere pier. Sellin ligt hoog, dus je daalt via een trap af naar de pier met paviljoen. Guus vertelde dat aan het eind van de pier een capsule is, waarmee je onder water kunt afdalen. Zover ben ik niet gelopen. Ik keek naar de kwalletjes die langs dreven en naar het strand waar veel mensen in grote, rieten strandkorven zaten.

We hebben de donderdag afgesloten in Göhren op een terras met uitzicht over zee.